Iedereen die spreekt over “de fietsers”, is te kwader trouw
Het blijft huilen met de pet op. Vandaag (17-10-2016) lees ik in de onlinekrant Express.live:
“In grote Vlaamse steden vormt zich stilaan ‘fietsenterreur’, omdat lokale fietsers en hun vaak roekeloos gedrag een gevaarlijk en intimiderend klimaat scheppen (…)”
Ook vandaag op onze nationale Radio1 Hautekiet de titel:
"Zwakke weggebruikers veroorzaken door roekeloos gedrag soms zelf ongevallen"
De hamvraag: doen ze het express of niet?
Neen, in deze voorbeelden werd nu eens niet het veralgemenende “de fietsers” gebruikt maar dit is wel hoe het vertaald wordt in de controversearena waar “zwakke” en “sterke” weggebruikers mekaar bekampen. Laat ik dit voor eens en altijd duidelijk stellen: iedereen die in de context van roekeloos of arrogant fietsgedrag spreekt over “de fietsers” is te kwader trouw. Wie dit wil aanvechten moet dit maar eens haarfijn komen uitleggen.
Vaneigens zie ik ook wel eens een scholier hard door de Lange Munt crossen of een bakfiets veel te snel tussen de voetgangers laveren. Maar dat zijn niet “de fietsers”, dat is in elk apart geval “die ene fietser.” “Jamaar,” antwoordt men me dan, “dat zijn geen uitzonderingen want ik zie het bijna elke dag.” Die mensen moeten eens te tijd nemen om na te denken over wat ze zeggen. Ik zie dat ook bijna elke dag want ik loop dagelijks door de Lange Munt of de Mageleinstraat en zie dan ook honderden fietsers per dag. Het zou al verwonderlijk zijn dat ik zo nu en dan niet geconfronteerd zou worden met eentje die iets doms doet. Zoals ik ook dagelijks geconfronteerd wordt met enkele voetgangers die iets doms doen. Zoals ik dagelijks wel iets aan te merken heb op het gedrag van een automobilist. Maar dit verhindert mij toch niet van de realiteit te blijven erkennen dat het nog altijd om de uitzondering gaat en niet de regel. Veralgemenend de fietsers labelen als fietsterroristen is dus te kwader trouw.
Publieke ruimte
Nu we dit duidelijk gemaakt hebben kunnen we de discussie misschien eens op een ernstig niveau voeren? Praten over fietsen in de stad gaat over het gebruik van de publieke ruimte. Daar is in Gent heel wat over te doen (herinner je maar de Postponton op de Graslei). Ik doe maar een greep uit de vragen die moeten gesteld worden:
- Wie behoort de publieke ruimte toe? Mijn antwoord hierop is dat de naam dit al zelf definieert: het publiek en dat moet dan vertaald worden als de burger of wij allemaal, zonder onderscheid.
- Mag iedereen dan zomaar de publieke ruimte gebruiken zoals het hem/haar goeddunkt? Mijn antwoord: Jawel, mits respect voor àlle andere gebruikers van die ruimte. Dit houdt uiteraard in dat men in de breedst mogelijke zin van het woord geen hinder veroorzaakt voor anderen of, wanneer enige onvermijdelijke vorm van hinder niet vermijdbaar is 😕, die dan vanuit datzelfde respect tot het allerminimum te beperken.
- Wanneer iedereen dit voor zichzelf mag bepalen, krijg je dan geen meningsverschillen of zelfs misbruik? Jawel, waar mensen eenzelfde ruimte moeten delen, krijg je onvermijdelijk conflicten. Het gaat niet altijd om kwade wil of gebrek aan burgerzin. In een samenleving heb je nu eenmaal ook conflicterende belangen. In eerste instantie hoop je dat burgers dit samen onderhandelen en daar zelf uitkomen. Burgers spreken gedragsregels af om die conflicten te vermijden. Waar dit niet op het verkieslijke informele niveau kan, leggen onze behoeders van het algemeen belang, het stadsbestuur, formele, dus dwingende reglementen op.
In het geval van de verkeerssituatie in Gent zit je natuurlijk met een kluwen aan conflicterende belangen. Het is dan ook de taak van het Stadsbestuur om een leefbare oplossing te verzinnen waarbij het algemeen belang van de Gentenaar zo goed mogelijk gediend wordt. Dit is wat het de laatste decennia met het invoeren van een autoluwe binnenstad heeft proberen doen. Dat het bestuur er vandaag met de huidige mobiliteits- en circulatieplannen niet voor terugschrikt om opnieuw een radicale stap te zetten in het transitieverhaal naar een leefbare stad, getuigt van langetermijndenken, toekomstvisie. Het is dan ook in de volste overtuiging dat ik de keuzes van het huidige beleid steun, ook al ben ik me ervan bewust dat ook ik er een aantal ongemakken zal moeten bij nemen. Maar wat ik ervoor in de plaats krijg: een leefbare stad waarin ik me thuis voel en het troostrijke gevoel dat wij de komende generaties niet opschepen met de verstikkende goorheid die we voordien aan het creëren waren. Iedereen die al iets ouder is heeft Gent zien veranderen van grauwe industriestad, waaruit iedereen wie er de middelen toe had wegvluchtte, naar een aantrekkelijke pleisterplek die zijn zwartgeblakerd historisch patrimonium in ere heeft hersteld en fier aan de wereld toont.
Keren we dan terug naar ons gebruik van de publieke ruimte als plek die we met zijn allen gebruiken om ons te verplaatsen. Als centrumbewoner begeef ik me dagelijks op alle uren van de dag te voet op pad. Wanneer mijn tocht me iets verder leidt neem ik de fiets. Ik heb jarenlang zelf een wagen gehad en het gebeurt nog wel eens dat ik achter het stuur van een wagen door de stad moet rijden. Lang geleden heb ik ook nog met autobussen en vrachtwagens gereden. Ik mag dus stellen dat ik de stedelijke mobiliteitsbehoeften met bijhorende verkeersproblemen vanuit verschillende standpunten ken en kan beoordelen.
Verkeer in de binnenstad is heel wat anders dan verkeer in de stadsrand en al helemaal verschillend van verkeer buiten de stad. Het voornaamste verschil zit hem in fysieke maar ook psychologische nabijheid van de verschillende vervoersmodi. Voetgangers, fietsers en automobilisten bewegen dichter op (en door) elkaar, de verplaatsing verloopt trager en vooral: er is face-to-face contact. Dit zorgt voor een veel groter besef van elkaars aanwezigheid, een grotere alertheid voor elke beweging van de anderen en een beter inschatten van de intenties van anderen. Hoe meer gebruikers van de openbare ruimte met elkaar geconfronteerd worden (en dit houdt dus in: hoe meer gelegenheid tot conflictsituaties je creëert), hoe beter dit mechanisme werkt. Voor het contact tussen automobilisten en zwakkere weggebruikers geldt dit ietwat beperkt doordat oogcontact door de voorruit van een wagen niet optimaal is en een chauffeur de omgeving toch altijd een beetje vanuit een luchtbel bekijkt. Tussen voetgangers en fietsers is er helemaal geen filter en kan het positieve confrontatie-effect optimaal spelen. Omgekeerd geldt de logica ook: hoe meer je voetgangers, fietsers en automobilisten gaat scheiden, hoe meer ze elkaar gaan zien als vreemden en hoe stroever conflictsituaties zichzelf oplossen wanneer de verschillende verplaatsingsmodi elkaar toch ontmoeten.
Laat Gent nu net gekozen hebben om een reeks verkeersvrije straten overdag ook fietsvrij te maken. Hoewel schepen Filip Watteeuw het ontkent, kan ik me niet van de indruk ontdoen dat die maatregel in het leven geroepen is als pasmunt om een groter draagvlak voor het circulatieplan te creëren bij niet-fietsers en dan voornamelijk bij de “getergde” automobilisten en middenstanders. Begrijpelijk en misschien noodzakelijk om vooruit te kunnen met het plan maar op het veld wellicht niet erg productief. De geviseerde straten zijn: de Mageleinstraat, de Kalandestraat tot en met de Koestraat, de Langemunt de Donkersteeg en de Graslei. Inderdaad, op bepaalde momenten is er op die plaatsen geen doorkomen aan, soms ook niet voor voetgangers trouwens. Wanneer een straat compleet vol zit dan kunnen fietsers ook niet snel rijden en is het gevaar voor ongevallen bijna onbestaand. Als zo’n straat maar voor een goeie helft van zijn capaciteit gevuld is dan komt er voor de fietsers ietsje meer ruimte om een beetje sneller te gaan, hier en daar een voetganger voorbij te steken. Hoewel ik dagelijks gebruik maak van die straten, te voet of met de fiets, heb ik nog nooit een gevaarlijke situatie meegemaakt. Het is enkel wanneer de voetgangersdruk onder de helft zakt dat sommige fietsers geneigd zijn om te snel tussen de stappers heen te slalommen. Hoewel minder gevaarlijk dan het lijkt toch niet helemaal veilig en vooral: het creëert een onveilig gevoel bij minder mobiele voetgangers en bij mensen die minder vertrouwd zijn met fietsers. Daar zit dus inderdaad een probleem, een gedragsprobleem dat je niet aanpakt met een totaalverbod voor iedereen maar met een "code of conduct”. Zo’n gedragscode behoort tot de afdeling burgerzin: hoe gedraag ik me tegenover de ander in een bepaalde situatie. De bedenking die daar onlosmakelijk bij aansluit is: hoe percipieert de ander mij en welke verwachting roep ik bij hem op. Zulke zaken maken we ons eigen via onze opvoeding én door… welja, te ondervinden hoe je best met elkaar omgaat. Zo weinig mogelijk dus door van bovenaf opgelegde regeltjes. Met elkaar omgaan leer je door met elkaar om te gaan, niet door elkaar te mijden of van elkaar gescheiden te worden. En empathie kweek je op dezelfde manier: 't vergt soms tijd en dus geduld en vertrouwen, maar als je het de kans geeft komt het wel goed.
Zo heb ik het weer eens proberen uit te leggen. Een mens moet niet versagen op dezelfde nagel te blijven kloppen ook al zal dit weinig verschil maken voor wat de plannen van het stadsbestuur betreft. We kunnen enkel hopen dat bij een latere evaluatie (over een jaar, twee jaar ?) ook het teveel aan regels zal afgeroomd worden.
Tot slot: ik verneem dat N-VA ons met hernieuwde kracht het mobiliteitsreferendum door de strot wil duwen. Triestig toch dat zo’n partij, hoewel ze elke Vlaams Blok-erfenis ontkent, zich toch weer bedient van dezelfde goedkope foortruken: de al dan niet legitieme onvrede die bij sommige burgers leeft, opkloppen om mensen tegen elkaar op te zetten. We hebben al enkele referenda gekend in Gent en telkens was manipulatie nooit ver weg. Het eerste over de Belfortparking werd binnen de kortste keren herschapen in een afleidingsmanoeuvre om de stadskern toch vol te proppen met parkings die het verkeer vanaf de ring aanzogen, wat het uitbouwen van een vlot openbaar vervoer jarenlang heeft vertraagd. Het tweede referendum over gratis openbaar vervoer was plat populisme. Willen we de Gentenaars echt nog eens optrommelen voor zo’n nepdemocratisch circus ? Gaan wij, Gentenaars, ons verder tegen elkaar laten uitspelen omwille van het politieke garen dat op onze kap kan gesponnen worden ? Of gaan wij nu met zijn allen de echte Gentenaar uithangen en roepen: "Steekt ulder referendum in ulder gat !" En als je het liever wat beschaafder wil uitgedrukt zien: liever een verbeterbaar circulatieplan
dan straks helemaal geen circulatie wegens geen plan.