dinsdag 14 juni 2005

Genetisch Gewijzigde Organismen (GGO’s) een ideologisch standpunt

Discussietekst Attac Vlaanderen in een poging het GGO-standpunt zoals het in het 8‑puntenprogramma staat te motiveren.

Uitgangspunt voor deze tekst is een poging om vooral op de economische en politieke rol te wijzen die ggo’s spelen. De milieu- en gezondheidsaspecten worden al voldoende door andere groepen belicht (greenpeace, foe, wervel,…) en dit leidt niet zelden tot believers en non-believers-debatten waar het publiek weinig aan heeft. De leek houdt er, zoals zo vaak, enkel de indruk aan over dat wetenschappers het onderling grondig oneens zijn, dat er dus geen zinnige keuzes kunnen gemaakt worden. Het lijkt wel alsof er op louter emotionele basis kamp gekozen wordt. In deze situatie kan het verhelderend werken om te wijzen op de context waarin de ontwikkelingen plaatsgrijpen en welke belangen ze sturen.

Deze tekst moet ook gelezen worden in relatie tot onze kritiek op productivistische landbouw (zie een vorig artikel: Boeren en Globalisering) en moet een vervolg krijgen met een principiële stellingname over patentrechten op levende organismen. Tezelfdertijd wil ik voldoende elementen inbrengen om verwijten te ontkrachten als zouden we tegen de vooruitgang zijn of een dogmatisch anti-multinationalstandpunt aanhouden. Uiteindelijk moet duidelijk worden dat we voor elk onderzoek zijn, maar tegen onverantwoorde commercialisering onder druk van het hegemonisch vrijemarktprincipe.

Patrick Cohen

 

De controverse over GGO’s is zo oud als het onderzoek naar de mogelijkheid om rechtstreeks in te grijpen in de genetische codering van planten en dieren zelf. Dit onderzoek wordt gevoerd hetzij om interessante eigenschappen in te brengen, hetzij om bepaalde “defecten” te elimineren of nog om de productie van vervangstukken voor het menselijk lichaam te faciliteren.

Argumenten die de verdere ontwikkelingen in dit onderzoek aanmoedigen en eventueel aansturen op het snel aanwenden van deze technologie voor praktische toepassingen zijn zowel van economische, medische, ethische als ecologische aard. De contra-indicaties beroepen zich op argumenten binnen precies dezelfde categorieën. Eigenlijk zou je een balansstaat kunnen opmaken op basis van deze rubricering met links alle pro- en rechts alle contra-argumenten: het geheel zou er, met wat goede wil, erg evenwichtig kunnen uitzien –althans voor wat de kwantiteit betreft. Wanneer het erop aankomt echte afwegingen te maken, dan blijkt algauw dat de scheidingslijn bepaald wordt door prioriteiten die sterk ideologisch gestuurd worden. Dit wil zeggen dat de keuzes in de eerste plaats afhangen van de vraag naar het soort samenleving waarin we willen leven en in de tweede plaats de vraag naar de wijze waarop we dergelijke samenleving kunnen organiseren – ethische en politieke keuzes, zeg maar. 

Deze vaststelling wordt door minstens één partij in de discussie in alle toonaarden ontkend: de tandem wetenschap/industrie die er alle belang bij heeft om het onderzoek ongehinderd tot snelle valorisatie te brengen. Zij beweren bij hoog en bij laag dat de maatschappelijke discussie van hun kant neutraal, zuiver wetenschappelijk wordt gevoerd, dat hun commerciële belangen steeds aan ethische en wetenschappelijke regels worden getoetst. Wie echter kijkt naar de wijze waarop het spel gespeeld wordt, ziet dat de realiteit heel anders oogt.

Een beetje genetica

Het argument dat genetische manipulatie niets anders is dan het doelgericht nabootsen van wat de natuur al miljoenen jaren zelf doet lekt alvast aan alle kanten en is een ronduit demagogische truc van een industrie en de daaraan gelieerde wetenschappers die hun winsten, resp. sponsoring willen veilig stellen.

Uiteraard ligt genetische modificatie aan de basis van de evolutie van organismen naar steeds complexere en/of beter aangepaste soorten en variëteiten. Deze wijzigingen in de genetische codering ontstaat door foutjes bij het kopiëren van de eiwitstrengen waaruit de genen zijn opgebouwd. Het is waar dat dergelijke fouten zich aan de lopende band voordoen. Heel wat van deze fouten zijn fataal voor de ontwikkeling van het organisme en verdwijnen dus vanzelf; andere leiden tot een op zich levensvatbare mutatie maar bieden deze geen comparatief voordeel in de competitie van soorten in een bepaalde omgeving en verdwijnen ook. Nog andere weten zich eveneens te bestendigen in volgende generaties, maar komen wegens recessiviteit niet tot expressie. Uiteindelijk is een succesvolle mutatie een relatief hoogst uitzonderlijke gebeurtenis.

Toch leidt het succes van een nieuwe soort of variant niet zelden tot een ramp, denk maar aan virale en bacteriële epidemies of aan insectenplagen. Omdat de natuur echter rekent met grote getallen en over zeer lange tijdsspannen, evolueren gedestabiliseerde systemen uiteindelijk toch weer naar nieuwe evenwichten. Dit is de zelfherstellende kracht van een natuurlijk systeem. Kunstmatig aangebrachte genetische modificatie is echter van een heel andere orde. Daar waar een mutant, alvorens zich te kunnen bestendigen en een plaats te veroveren in een bepaalde biotoop, door de omgeving voortdurend aan overlevingstesten wordt onderworpen, neemt de mens die testrol van de natuur over en verhindert dat de mutant vanzelf verdwijnt. Men laat niet zomaar een specimen los in de natuur om te zien of het zich verder weet te ontwikkelen, maar gaat de nieuwe variant massaal produceren. Het gevolg is dat, wanneer de introductie van een nieuwe bacterie of plant aanleiding geeft tot ongewenste neveneffecten of zelfs schadelijke kettingreacties het erg moeilijk wordt –misschien onmogelijk– om deze effecten onder controle te houden.

Waarin verschilt deze situatie van de klassieke gewasveredeling waarbij hybride zaden bekomen worden door selectie van de beste specimen binnen een soort en het kruisen van kweekvariëteiten met bijvoorbeeld wilde om tot economisch interessante eigenschappen te komen? Wel, de klassieke methode wordt beperkt door de wetten van de natuur: er kan slechts genenuitwisseling gebeuren tussen kruisbare variëteiten. Natuurlijk kunnen ook daar problemen ontstaan, maar men blijft op bekend terrein want het genetisch materiaal is nagenoeg identiek met het origineel. Eigenlijk stuurt en versnelt men een ontwikkeling die in theorie ook zou kunnen plaatsgrijpen in de vrije natuur.

Genetic engineering introduceert soortvreemd genenmateriaal om nieuwe eigenschappen aan planten toe te voegen. De effecten van dergelijke ingreep kunnen problematischer zijn.

Het schisma in de wetenschap

Aangezien één enkel gen kan coderen voor verschillende eigenschappen en één eigenschap slechts tot expressie kan gebracht worden door een gecombineerde aanwezigheid van verschillende genen, wijzen wetenschappers op gevaren van het, samen met gewenste eigenschappen, introduceren van ongewenste of zelfs schadelijke eigenschappen. Wanneer gevaarlijke eigenschappen tot uiting komen in de labofase van de ontwikkeling is er geen probleem: de productie kan stilgelegd worden. Maar problematische eigenschappen kunnen een verborgen leven leiden en slechts tot uiting komen bij zeer specifieke omgevingsfactoren. Op dat moment kan de verspreiding al zo massaal plaatsgevonden hebben dat rampen niet uitgesloten zijn.

Andere gevaren die door wetenschappers worden genoemd zijn de mogelijke contaminatie van wilde variëteiten in de vrije natuur of van niet-GG gewassen op naburige velden. Zulke effecten worden nu reeds regelmatig vastgesteld. Volgens GGO-kritische wetenschappers kan dergelijke contaminatie zich bestendigen bij reproductie van de aangetaste planten. GGO-verdedigers beweren dat de gecontamineerde planten in de vrije natuur sowieso al weinig kans maken om deze genetische wijziging te overleven omdat de gemodificeerde plant werd ontworpen om te gedijen in een zeer specifieke, gecontroleerde omgeving. Wanneer ze toch overleven, verdwijnt de eigenschap in ieder geval bij een volgende generatie.

Dit leidt dan weer tot de vraag naar de verschraling van de biodiversiteit als gevolg van de introductie van steeds meer natuurvreemde genen in de vrije natuur. Indien de sceptici gelijk hebben en bepaalde mutaties gaan een “wild leven” leiden, zou het dan niet kunnen dat er superplanten ontstaan die andere planten verdringen en met hen een hele biotoop van planten en dieren? Maar zelfs als wetenschapsoptimisten gelijk hebben en dergelijke verspreiding met verstrekkende gevolgen zeer onwaarschijnlijk is, dan nog krijg je in de wereldlandbouwproductie een drastische verschraling van beschikbare gewassen voor onze voeding. Daarover verder meer.

Ook over de mogelijke toxische eigenschappen voor mens en dier zijn de wetenschappers het allesbehalve eens.

Het is dus voor iedereen duidelijk dat bij de toepassing van dergelijke ingrijpende technieken uiterste voorzichtigheid geboden is. Dit is ook de reden waarom nationale en internationale overheden de ontwikkeling ervan aan strenge regels onderwerpt. Ook de bedrijven die in de GGO-sector opereren kunnen moeilijk anders dan zich bij deze gang van zaken neerleggen, alleen zullen zij natuurlijk altijd vinden dat de opgelegde regels veel te streng zijn. Logisch ook, gezien de gigantische belangen die met onderzoek en ontwikkeling van GGO-technieken gepaard gaan. Maar voor we op die belangen ingaan, laten we eerst even terugblikken op de oorsprong van de genetische manipulatie.

De pioniers

Het genetisch onderzoek zoals wij dat nu kennen vangt aan op het moment dat onderzoekers Francis Crick en James Watson in 1953 in het tijdschrift Nature hun dubbele helixmodel van DNA publiceren. Met hun ontdekking (en dat van hun collega’s) komt de ontrafeling van de codering van het leven zelf binnen bereik van het wetenschappelijk onderzoek, 10 jaar later zouden ze er trouwens de Nobelprijs voor krijgen. Algauw start een soort wedstrijd voor de decodering van bepaalde eiwitstrengen tot specifieke eigenschappen, een wedloop die vooral in de jaren ’80 en ’90 op volle toeren draait en uiteindelijk zal leiden tot het in kaart brengen van het menselijk genoom.

Al van bij het begin droomden visionaire wetenschappers van de mogelijkheid om doelgericht in te grijpen in de genetische sequenties. Als praktische toepassing dacht men uiteraard al snel aan het herstellen van defecte genen die verantwoordelijk zijn voor een aantal erfelijke ziektes bij de mens. Maar ook de veredeling van gewassen en fokdieren via genmanipulatie kwam spoedig in beeld.

Twee van die visionaire wetenschappers waren Marc Van Montagu en Jeff Schell van het laboratorium voor Algemene Genetica aan de Universiteit Gent, die zich in de jaren ’70 op dit onderzoek hadden gestort: de start van een ongekend succesverhaal. Van Montagu en Schell slaagden er begin jaren ‘80 in een techniek te ontwikkelen om, middels agrobacteria, de celstructuur van planten te wijzigen. In het Vlaanderen dat toen zijn “Derde Industriële Revolutie”-euforie beleefde, was de tijd rijp voor verzelfstandiging buiten de universiteit van het onderzoek: Plant Genetic Systems bracht Van Montagus succes naar de markt.

Het zetten van deze stap is logisch en heeft op zich niets oneerbaars. Bedoeling is het op gang brengen van een proces waarbij het onderzoek leidt tot de ontwikkeling van commercialiseerbare technologie waarvan de opbrengsten het onderzoek verder kunnen financieren. Het resultaat bij het sluiten van de cirkel is versnelde technologische ontwikkeling en economische groei. Wanneer we er zeker zouden van zijn dat het voorzorgsprincipe[1] altijd zou gelden, dat over het in productie nemen van een genetisch gewijzigd gewas (GGG) in laatste instantie zou beslist worden door een onafhankelijk agentschap onder de vleugels van de VN (UNESCO?), dat zou garanderen dat alle mogelijke gevaren op ecologisch en medisch gebied grondig onderzocht worden en dat het product enkel een fiat krijgt wanneer het aan een reeks eco-sociale normen beantwoordt, zouden we hiermee kunnen leven.

De realiteit ziet er echter heel anders uit want de geopolitieke en economische context waarin deze ontwikkelingen plaatsvinden geven aanleiding tot grote bezorgdheid bij een groot deel van de burgers overal ter wereld, zelfs bij velen die het GGO-onderzoek op zich niet ongenegen zijn. Om deze bezorgdheid te begrijpen moeten we even kijken welke belangen  op het debat wegen.

Wie zijn de spelers?

Zoals reeds gesuggereerd wordt het genetisch onderzoek volledig gedomineerd door de agro-industrie. Zelf spreken ze in verband met hun ggo-activiteiten liever van “life-sciences”. Monsanto, DuPont, Hoechst, Novartis, Zeneca, Bayer zijn de bedrijven die algauw het potentieel van Genetic Engineering inzagen.

De bewering dat de GGO-techniek onze enige hoop is om de honger uit de wereld te helpen berust volledig op de mythe van het hongerprobleem als te bestrijden natuurfenomeen. Ontwikkelingsorganisaties wijzen al jaren op het feit dat het overgrote deel van de wereldbevolking zich nog steeds voedt met producten uit familiale landbouw en dat deze productiewijze perfect in staat is om aan alle behoeften te voldoen. Honger in de wereld is het gevolg van de oneerlijke verdeling van de wereldvoedselproductie, het inpalmen van vruchtbare landbouwgronden die oorspronkelijk de lokale bevolkingen voedden voor de productie van cashcrops voor de internationale markten, de vernietiging van de traditionele landbouwgemeenschappen door de agro-industrie. Laten we het uitroepen tot ze er horendol van worden: “Honger is een keuze!”, niet van de slachtoffers, maar van diegenen die honger in de wereld nodig hebben om hun systeem in stand te houden. Honger is de keuze voor winst boven het welzijn van mensen. Voor deze perverse mechanismen blijft de GGO-lobby doof en ze wil al zeker niet erkennen dat de GGG’s een rol spelen in de verovering van de wereldvoedselproductie door de agro-industrie. Ook zogenaamd kritische wetenschappers die het onethische gedrag van de agro- en voedings-multinationals veroordelen, blijven wijzen op de neutraliteit van de technologie an sich. De theorie is dat de problemen van de globalisering samenhangen met het kapitalisme en dat de ontwikkeling van ggo-technieken daar niets aan verandert.

In de praktijk zien we echter dat het precies de hoofdspelers van de agro-industrie zijn die massaal investeren in de ontwikkeling en het snel in productie brengen van nieuwe GGG’s. Zij zorgen enerzijds voor de ontwikkeling van de technologie, maar willen uiteraard een snelle ”return on investment”, wat hen ertoe aanzet testfases tot een minimum te beperken en negatieve effecten met klem te ontkennen. Hun genetisch onderzoek stelt hen in staat om patenten te nemen op gewassen, boeren te verbieden zaad te winnen uit eigen productie, boeren te verplichten bepaalde insectenverdelgers te gebruiken door koppelverkoop (zie het Roundup-verhaal), enz. Deze strategie vergroot hun greep op de landbouwmarkten en versnelt de uitstoot van familiale landbouw ten voordele van industriële productie.

In dit licht stellen we vast dat de GGO-techniek er enkel toe dient om de kaarten op de wereldmarkt te herschudden en definitief te beslechten wie in de toekomst de lakens zal uitdelen en de winsten van de wereldvoedselproductie zal opstrijken. GGO’s zijn de getrukeerde kaarten in de handen van de meesteroplichter.

Binnen de context van een vrije markteconomie is zulks ook perfect logisch: de concurrentie is moordend, de investeringen torenhoog en wie ethische regels laat primeren op commerciële haalt de eindmeet niet, dat is de harde wet van de vrije markt.

Naar een gefundeerd standpunt

De voornaamste reden waarom Attac de verdere commercialisering van GGO-gewassen radicaal afwijst is dat deze, in de huidige stand van zaken, enkel dienen om het debacle van de productivistische landbouw te remediëren, deze productiewijze te bestendigen en verder als uniek systeem te verankeren in het landschap van de wereldvoedselproductie. Het allerergste is dat de bestaande alternatieve opties, zoals boerenlandbouw of biologische landbouw daarbij worden uitgeroeid. GGO-landbouw is in de huidige context een imperialistische keuze want ze sluit alle andere opties uit en elimineert dus de vrije keuze van consument en producent.

Het zou daarom de geloofwaardigheid van dhr. Van Montagu ten goede komen mocht hij streng en ondubbelzinnig de huidige productie van insecticide-resistente planten veroordelen, want dit is één van de perfide manieren waarop de agro-chemie boeren in haar greep krijgt. Als we echter kijken naar het palmares van Van Montagu zien we staan:

construction of transgenic crops (tobacco, rape seeds, corn) resistent to insect pest and tolerant to novel herbicides (hoechst). (Curriculum Vitae Marc Van Montagu, Website van de Accademia Nazionale delle Scienze detta dei XL)

He developed plant molecular genetics, in particular molecular mechanisms for cell proliferation and differentiation and response to abiotic stresses (high light, ozone, cold, salt and drought) and constructed transgenic crops (tobacco, rape seed, corn) resistant to insect pest and tolerant to novel herbicides.

Biografie Marc van Montagu op de website van het Instituut voor Plantenbiotechnologie voor Ontwikkelingslanden

We hoeven ons dus geen illusies te maken, de Gentse Pioniers hebben met hun onderzoek wel degelijk in de kaart gespeeld van de meedogenloze marktstrategie van de agrochemie, ook al ziet Van Montagu zichzelf niet graag in die rol en houdt deze techniek ook de belofte in van een verminderd gebruik van pesticiden. De uiteindelijke keuzes worden in dit verband gemaakt door de belangenafweging van de agro-chemiebedrijven die er bovenop beschikken over disproportionele financiële en politieke macht. Het gaat er bij deze vaststelling niet om deze bedrijven af te schilderen als baarlijke duivels; in een ongecontroleerde marktsituatie hebben zij ook geen andere keuze: aan de ene kant staan de investeerders te roepen om dividenden, aan de andere kant moet de moordende concurrentiestrijd geleverd worden. In deze situatie is de industrie geen betrouwbare partner om mee te beslissen over technologische keuzes die dergelijke impact hebben op de levens van alle volkeren ter wereld en, bij uitbreiding, op het uitzicht van onze planeet.

Ons gaat het er niet om het onderzoek naar potentieel veelbelovende technologieën onmogelijk te maken, maar van ze te houden daar waar ze thuis hoort: aan de universiteiten. Dit onderzoek moet bevrijd worden van de druk om op korte termijn te renderen en mag zeker niet ondergeschikt gemaakt worden aan de wetten van de vrije markt. Alleen dan kan de wereldgemeenschap op termijn uitkijken naar een echt interessantere gewassen die de boeren en consumenten ten goede komen en eventueel kunnen ingezet worden voor een eerlijker verdeling van de opbrengsten van de aarde.

GGO    genetisch gewijzigd (of gemodificeerd) organisme [in het engels spreekt men van GMO genetic modified organism]

GGG    genetisch gewijzigd gewas (ook: transgeen gewas)

__________

Deze tekst dient als voorbereiding op het GGO-debat tussen Marc Van Montagu en Philip Polk.

Geen opmerkingen: