In De Morgen van 7 oktober legt Barbara Debusschere het nog eens overzichtelijk uit. Neen, dit is geen nieuwe informatie... weten we al vele jaren maar op één of andere manier sluiten we nog altijd onze geesten voor deze unconvenient truth.
Voor alle duidelijkheid ik heb geen rechten op dit artikel, die liggen uitsluitend bij De Morgen en dus geldt hier ook geen Creative Commons licentie. Abonnees van De Morgen kunnen op onderstaande titel klikken om rechtstreeks op hun site te lezen maar zij die liever en andere gazet lezen mogen hier toch niet van verstoken blijven... Voor één keer, 't is voor de goede zaak.
Minder natuur, meer gevaar: hoe we zelf de rode loper uitrollen voor dodelijke virussen
De coronapandemie overkomt ons niet zomaar. Door in sneltempo ongerepte natuur te vernielen, spreiden we de rode loper voor killervirussen die de sprong van dier naar mens maken.
Een virus dat van bij een exotische diersoort ‘overloopt’ naar de mens en vervolgens in acht maanden tijd één miljoen mensen doodt, het is voor velen een spectaculair geheugensteuntje. “SARS-CoV-2 herinnert ons eraan dat de natuur uiteindelijk de baas is”, klinkt het dan.
Er valt weinig op af te dingen. Ondanks de spectaculaire technologische en wetenschappelijke vooruitgang moeten we af en toe buigen voor dit soort onheil uit de natuur.
Hoewel het voor virussen en bacteriën meestal erg moeilijk is om over te lopen, zijn er sinds ons bestaan geregeld voorbeelden opgedoken, zoals hondsdolheid of de mazelen, die een duizendtal jaar geleden van bij runderen kwamen. De veertiende-eeuwse pest kregen we via ratten. Recentelijker doken vogelgriep, ebola, MERS, SARS, zika en westnijlvirus op. Hiv, dat via chimpansees tot bij de mens kwam, doodde al 33 miljoen mensen.
Maar het was pas toen er begin dit jaar berichten uit China kwamen over een gevaarlijk virus dat wellicht van bij vleermuizen op de mens overging, dat de wereld collectief grote ogen trok over zoveel darwinistisch spektakel.
Eén soort mensen was niet verbaasd. Virologen gespecialiseerd in zoönoses, ziektes die van bij gewervelde dieren overgaan op de mens, schreven jaren geleden al dat exact dit zou gaan gebeuren.
De eerste SARS-epidemie, die tussen 2002 en 2003 bijna 800 mensen doodde, en ebola waren ook al virussen die van bij wilde dieren in tropengebied bij de mens kwamen. Maar SARS-CoV-2 heeft ons pas echt wakker geschud over het gevaar van zoönoses.
Gedroomde gastheren
Zo verbazend is de komst van dit virus eigenlijk niet. De natuur barst van de ‘beestjes’ en van de ziektekiemen. Volgens een schatting van het Global Virome Project circuleren er 1,67 miljoen nog niet ontdekte virussen in zoogdieren en vogels, waarvan tot de helft gevaarlijk kan zijn voor de mens.
En vleermuizen zijn de gedroomde gastheren. Ze maken liefst een vijfde uit van alle bekende soorten zoogdieren. Via vleermuizen is grote verspreiding dus gegarandeerd. Bovendien zit hun immuunsysteem zo in elkaar dat ze veel virussen kunnen meedragen zonder zelf ziek te worden. Wat ziektekiemen de grootste overlevingskansen geeft.
Toen de Chinese virologe Shi Zhengli, die al zestien jaar coronavirussen bij vleermuizen analyseert, eind vorig jaar vaststelde dat twee mensen in Wuhan besmet waren met een virus dat leek op het SARS-virus, waarschuwde haar team dan ook direct dat dit een groot probleem kon worden.
Want ook deze experts weten dat besmettelijke zoönoses steeds vlotter oprukken. Werden er in de jaren 50 zo’n dertig nieuwe geteld, dan waren het er in de jaren 80 honderd. “En dat is maar voor een klein beetje omdat we die virussen beter in kaart brengen”, zegt zoöloog Herwig Leirs (UAntwerpen), gespecialiseerd in zoönoses die kleine zoogdieren verspreiden. Vandaag is ruim twee derde van de nieuwe infectieziektes ontstaan bij wilde dieren.
Dat we met bijna 8 miljard zijn, helpt niet. Nooit waren er zoveel potentiële prooien voor dit soort performante virussen. “Bovendien is 60 procent van de zoogdieren nu vee en is 36 procent mens”, zegt Myriam Dumortier, verbonden aan het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek en docent bos- en natuurbeleid aan de Universiteit Gent. “Slechts 4 procent zijn wilde zoogdieren. Maar de kans dat zij in contact komen met mensen is veel groter geworden.”
Omdat die massa mensen ook de hele tijd van hot naar her reist, krijgen zoönoses nog veel meer kansen. Raakt pakweg een Afrikaanse landbouwer in een afgelegen dorp besmet met een virus van wilde dieren, dan kan dat binnen 24 uur in miljoenensteden zitten. Zo ging het met met ebola, SARS en SARS-CoV-2.
Politiek gevoeliger factoren zijn de wildlife markets, waar wilde dieren worden verkocht, en lokale inwoners die wilde dieren eten. Dat laatste is soms traditie maar ook vaak puur overleven. Bushmeat is dan de enige eiwitbron voor armen mensen. Dat kan heel erg mislopen. Zo bereikte hiv de mens wellicht doordat mensen die dicht bij het woud leven vlees van besmette chimpansees aten.
Armen verbieden voedzaam te eten ligt uiteraard te moeilijk, maar China heeft wel de markten waar levende wilde dieren worden verkocht gesloten, zij het tijdelijk. Daar zitten wilde en andere dieren dicht opeengepakt en worden sommige geslacht.
Alle experts zijn het erover eens dat de mix van uitwerpselen, bloed en urine op die markten virussen een uitgelezen kans geeft om van de ene soort op de andere te ‘springen’. Maar ze zijn het er niet over eens dat die markten sluiten een oplossing is, omdat de kans reëel is dat dan ondergrondse circuits ontstaan.
Dat geldt eveneens voor nog een snelweg die zoönoses en andere infectieziektes nemen: de handel in wilde dieren, al dan niet in de vorm van bushmeat of als huisdier. Alleen al in China is die jaarlijks goed voor 20 miljard dollar.
Zorgwekkend is ook de internationale handel in exotische huisdieren zoals reptielen, papegaaien, knaagdieren en vissen omdat die zelden gecontroleerd worden op ziektekiemen die mensen ziek zouden kunnen maken.
Als een bijenkorf
De verkoop van bushmeat en de handel in wilde dieren beter controleren of verbieden zou het risico op zoönoses verminderen, maar erg realistisch is dat laatste niet. Het zou ook niet volstaan. “Het is vooral de grootschalige vernieling van de natuur die deze zoönoses vrij spel geeft”, zegt Leirs.
Amy Vittor, assistent-professor infectieziekten aan de Universiteit van Florida (Emerging Pathogens Institute), vat het samen in één beeld. “De natuur is als een bijenkorf. Ze zit, vooral in tropische gebieden, vol ziektekiemen die ons zouden kunnen schaden. Doorgaans blijven ze in hun korf. Maar wanneer de mens passeert en er flink tegen duwt, zal daar van alles uitkomen.”
En dat is exact wat de laatste decennia steeds driester gebeurt.
Zo kan een op drie van de nieuwe infectieziektes, die dus grotendeels van bij dieren komen, in verband gebracht worden met de aantasting van tropisch bos voor mijnbouw, landbouw en verstedelijking. Dat blijkt uit onderzoek van de EcoHealth Alliance, een Amerikaanse ngo die nieuwe virussen in wilde dieren traceert. Andere studies wijzen uit dat ontbossing de kans op lokale ebola-uitbraken aanzienlijk vergroot.
Je zou nochtans denken dat minder wilde natuur net minder gevaarlijke ziektekiemen uit de wildernis meebrengen. Maar het omgekeerde is aan de hand. Net de vernieling van de natuur blijkt de grondoorzaak van almaar meer ziektes die van dier op mens overgaan, zo stelt ook de VN.
Dat gebeurt in vier fases.
Door ontbossing voor wegen, mijnbouw en landbouw of verstedelijking dringen ten eerste meer mensen dan ooit diep binnen in gebieden waar zij vroeger nauwelijks kwamen.
Vaak zijn het arbeiders die van ver komen. In tegenstelling tot de lokale bevolking die al jaren of eeuwen met bepaalde wilde soorten ‘samenleeft’, hebben zij geen immuniteit opgebouwd tegen virussen en trekken ze na hun werk terug naar steden waar ze die makkelijk verspreiden.
Ten tweede jaagt ontbossing wilde dieren allemaal samen in veel kleinere lapjes natuur die nog overblijven. Daardoor wisselen ze meer dan gewoonlijk onderling ziektekiemen uit, wat de kans op nieuwe en mogelijk sterkere varianten vergroot.
Ten derde moeten ze op zoek naar nieuwe voedselbronnen en huisvesting. Vaak drijft hen dat veel dichter richting de mens. Zo doodde het nipahvirus in Maleisië in 1998 honderden mensen na het verdwijnen van regenwoud voor palmolieplantages en veeteelt. Fruitetende vleermuizen belandden op varkensboerderijen waar mangobomen staan en besmetten met hun uitwerpselen en de varkens, die op hun beurt de medewerkers besmetten.
Ten vierde ontstaat in aangetaste ecosystemen op langere termijn een scheve verhouding die zoönoses nog meer kansen geeft.
Knaagdieren en vleermuizen
“In een gezond ecosysteem heb je van vele soorten enkele exemplaren”, zegt Leirs. “In een aangetast gebied zijn het op den duur veel exemplaren van nog maar weinig soorten. Het zijn doorgaans kleinere, niet-gespecialiseerde soorten die zich zeer snel voortplanten en zich erg goed kunnen aanpassen aan verstoorde ecosystemen en de nabijheid van de mens.”
En dat zijn net de soorten die de meeste ziektekiemen dragen. “Wellicht omdat ze zich veelvuldig en snel voortplanten maar slechts kort leven”, zegt Leirs. “Daardoor investeren ze weinig in een robuust immuunsysteem en laten ze makkelijker ziektekiemen toe. Maar ze zijn dus met heel veel en virussen krijgen de kans snel te muteren omdat ze zich zo snel voortplanten. Knaagdieren en vleermuizen zijn de belangrijkste voorbeelden.”
Recent onderzoek in Nature, dat bijna zevenduizend soorten op zes continenten bestudeerde, bevestigt dat. Knaagdieren en vleermuizen dragen de meeste ziektekiemen en komen 18 tot liefst 70 procent keer meer voor in beschadigde dan in intacte natuur omdat ze de plaats innemen van de gespecialiseerde soorten die de verstoring van hun ecosysteem niet verteerd krijgen. Hun aantallen zijn op die plekken 21 tot 144 procent keer hoger dan in ongerepte habitats.
“Deze studie corrigeert het idee dat de wilde natuur de grootste bron van zoönoses is”, schrijven biologen Rick Ostfeld (Cary Institute of Ecosystem Studies) en Felicia Keesing (Bard College) in een commentaar. “Nee, de grootste bedreiging ontstaat wanneer natuurlijk gebied terrein moet ruimen voor landbouwgrond of stedelijke gebied. De patronen zijn frappant.”
De onderzoekers adviseren om meer surveillance en sterkere gezondheidszorg te organiseren waar en wanneer rijke natuur tegen de vlakte gaat. Ook brengen wetenschappers van het Global Virome Project preventief hotspots in kaart.
Nature publiceerde dat soort kaarten. Waar rijke biodiversiteit samengaat met grote bevolkingsdichtheid, intensieve landbouw en vernieling van de natuur staan alle lichten op rood. Het gaat om streken in onder andere India, China, Brazilië maar ook in Europa.
Intensieve veeteelt speelt een belangrijke rol. Ze veroorzaakt niet alleen ontbossing, onder andere door sojaproductie voor veevoeder, ook de megastallen zijn een probleem. “Er gelden strenge bioveiligheidsnormen, maar als daar toch een ziektekiem binnenraakt, belandt het bij veel dieren die dicht opeen leven en genetisch zeer identiek zijn met vaak een zwak immuunsysteem”, zegt Dumortier. “Dan kunnen zeer snel mutaties richting schadelijker ziektekiemen ontstaan. Bij vogelgriep gaat het vaak zo.”
Varkenspest is nog een voorbeeld. Er leeft ook bezorgdheid over nieuwe griepvirussen die kunnen ontstaan door vermenging van bestaande virussen bij varkens en bijvoorbeeld eenden.
Honger naar vlees en palmolie
Naast het aan banden leggen van de handel in wilde dieren kunnen ook meer alertheid op plekken waar ontbost wordt en een robuust internationaal detectiesysteem voor pandemieën de opmars van zoönoses afremmen.
Maar we moeten vooral de grootschalige vernieling van ecosystemen afblokken, zo schreven ’s werelds meest vooraanstaande virologen en economen in juli in vakblad Science. Want “zieke ecosystemen maken zieke dieren en uiteindelijk ook zieke mensen”.
Vooral de almaar grotere honger naar vooral vlees en palmolie, twee grote oorzaken van de grootschalige ontbossing, en ook de verkoop van elektronica, waarvoor intensieve mijnbouw nodig is, zouden we moeten drukken, zo klinkt het. “Hoe wij hier consumeren, heeft een directe impact op wat in die tropische gebieden gebeurt. Wij hebben een connectie met die ecosystemen”, zegt Dumortier.
“‘Wij’ slaat wel vooral op de rijksten”, zegt Nick Meynen, geograaf en beleidsmedewerker bij het European Environmental Bureau. In zijn nieuwe boek De val van Icarus. Het virus als kantelpunt verwijst hij naar de Nature-studie waarin wetenschappers concluderen: ‘De rijke burgers zijn verantwoordelijk voor de grootste impact op het milieu. De toename van hun negatieve impact is veel groter dan ecologische winsten door betere technologie. Zij staan centraal in elk mogelijk scenario richting veilige ecologische omstandigheden.’
De onderzoekers hopen alvast dat er door de Covid-19-pandemie meer stilgestaan wordt bij de gigantische ellende en enorme kosten waarmee natuurdestructie ons kan opzadelen.
Voorlopig lijkt dat niet te lukken. Net omdat alle aandacht en middelen nu gaan naar de pandemie, slinken de aandacht en middelen voor natuurbehoud. Volgens sommige berichten neemt de ongecontroleerde ontbossing in het Zuiden de laatste maanden net toe. Dat maakt het voor het volgende killervirus alleen maar makkelijker om onze soort te bereiken.