“Machines were mice and men were lions once upon a time.
But now that it’s the opposite it’s twice upon a time”
nog altijd mijn favoriete quote van Louis Thomas Hardin, alias Moondog.
“Met de komst van artificiële intelligentie verdwijnt ons inschattingsvermogen en dat is gevaarlijk” is de wervende tekst boven een zoveelste "hot topic"-artikel dat ons de gevaren van AI probeert te duiden (DM 8 aug 2023, p. 3). Lovenswaardige poging maar klopt de bewering ook? Gelukkig bracht De Morgen enkele dagen eerder ook een interview met AI-expert Ann Nowé (DM 5 aug 2023, p. 10), die het AI-probleem in breder perspectief plaatste en er op wees dat AI al tientallen jaren in allerlei toepassingen gebruikt wordt. Nu, met de komst van tools als ChatGPT, een breed publiek toegang krijgt tot die technologie slaat de paniek plots toe… alsof het om een totaal nieuw probleem gaat dat uit de lucht komt vallen.
Om het meteen grof te schetsen: ons inschattingsvermogen wordt al sinds mensenheugenis op de proef gesteld. Wij hebben altijd moeten inschatten of wat men ons vertelde waar was, in welke mate informatie die met ons gedeeld werd gekleurd was en of daar eventueel bewuste manipulatie mee gemoeid was. Het probleem zit hem in het vertrouwen dat wij hebben in de verstrekker van de informatie (een persoon, instantie, autoriteit, medium,…) en onze kennis over hoe informatie tot stand komt. Dit geldt voor alle vormen van communicatie want de maker/zender van een boodschap kiest welke informatie hij brengt, hoeveel context hij daarbij geeft en de vorm waarin hij de informatie verpakt. Ook wanneer hij de informatie met de beste bedoelingen en naar bestvermogen zo correct mogelijk probeert weer te geven. Naarmate de samenleving in de loop der geschiedenis almaar complexer werd en daarmee ook de nood aan kennis/informatie om erin te functioneren, groeiden de mogelijkheden om de communicatie te manipuleren enerzijds. Anderzijds werden mensen ook steeds beter in het kritisch evalueren van de informatie die ze toe kregen, zij het dat enige mate van naïviteit toch altijd des mensen blijft.
Een bijzonder probleem doet zich voor met de ontwikkeling van de beeldtaal omdat ons brein is toegerust om beelden veel sneller en veel intuïtiever te lezen dan tekstuele boodschappen, meer vanuit de buik, zeg maar. Die snelheid betekent dat reflectie over de boodschap minder ruimte krijgt. Daarenboven hebben beelden veelal een zeer sterke emotionele impact. Niet voor niets lieten heersers doorheen de geschiedenis zichzelf en hun meest glorieuze momenten of symbolische mythes afbeelden door de kunstenaars die ze inhuurden. Toen in de 19de eeuw de fotografie ontstond kreeg die meteen het aura van venster op de wereld. Nu kon iedereen een waarheidsgetrouwe representatie van de werkelijkheid zien. Natuurlijk was dit een illusie maar het gevoel van bij het bekijken van een foto de werkelijkheid te zien is hardnekkig. Ook 200 jaar later hebben wij het nog steeds lastig om dat uit ons systeem te krijgen. Aan elk beeld dat ons wordt gepresenteerd liggen een hele reeks handelingen/beslissingen ten grondslag die het uiteindelijke resultaat deobjectiveren. Keuze van onderwerp, standpunt van de fotograaf, cadrage, precieze moment van afdrukken, keuze van negatieffilm of digitale gevoeligheid, keuze van papier en afdrukformaat,… allemaal elementen die mee de boodschap bepalen en kleuren. En dan heb ik het nog niet eens over de context waarin de beeldmaker zijn keuzes maakt, de omstandigheid waarin de toeschouwer een foto bekijkt, de eventueel meegeleverde titel of tekst die mee bepalen hoe een beeld geïnterpreteerd wordt en welke emoties die losmaakt. Als je dit complex vindt, bedenk dan dat het bewegende beeld (film) dit voor de consument ervan nog veel en veel moeilijker te beheersen maakt. En daarbovenop heeft dat bewegende beeld via televisie vanaf midden vorige eeuw stelselmatig onze privé-ruimte veroverd, zodat het ons denken voortdurend beïnvloed/aanstuurt. Tot daar voor wat betreft wat wij “de klassieke media” noemen.
Het artikel in De Morgen waarmee we begonnen stelt dan dat de traditionele media een verantwoordelijkheid hebben om ons te behoeden voor desinformatie want: “Zij zijn professionele factcheckers die betrouwbare informatie moeten produceren.” Tja, dit lijkt er van uit te gaan dat onze “oude” media totaal onproblematisch zijn waar het op waarheidsgetrouwe, onbevooroordeelde, “neutrale” informatiespreiding aankomt. Wij weten dat dit een illusie is. Wat niet weg neemt dat die media inderdaad een belangrijke rol kunnen spelen in het ontwikkelen van wat ik mediabewustzijn van het brede publiek noem. Maar er is een al minstens even belangrijke en wellicht nog veel efficiëntere speler die hier een enorme verantwoordelijkheid zou moeten in opnemen en dat is het onderwijs. Dat is een nagel waar ik al 40 jaar op klop in navolging van mediaonderzoekers als Marshall McLuhan (“the medium is the message”), Neil Postman (Amusing Ourselves to Death) en Len Masterman (Teaching the Media). Zij hadden het toen nog voornamelijk over de traditionele media maar in de jaren ’80 zagen we de digitale revolutie op ons afstormen en wisten we: het is nu om doen om onze en vooral nieuwe generaties voor te bereiden op de informatierevolutie die ons zou overrompelen. Ik stelde toen: als wij als samenleving de computer niet beheersen zal de computer ons wel gaan beheersen. Helaas hadden toen weinigen daar oren naar en al zeker de overheid niet.
Het probleem is niet AI an sich maar hoe wijzelf daarmee omgaan, net als altijd al het geval was met kranten, radio, televisie,... Ik zei al dat enige mate van naïviteit altijd des mensen blijft. En gelukkig ook: zonder verval je algauw in paranoia en cynisme en dat is het gif dat samenlevingen uit elkaar speelt. Daar profiteert dan weer de tribale antipolitiek van. Maar enig vertrouwen in mensen, overheden en de media die ons de nodige informatie bieden, hoeft niet te verzinken in onnozelheid. Burgers wapenen door ze al van op de jongste leeftijd mee te geven hoe media werken (inclusief sociale media en AI-toepassingen), welke technieken gebruikt worden om bepaalde boodschappen over te brengen en ideeën te verspreiden, hen leren zelf zo’n technieken te gebruiken (om ze al doende te leren doorzien), enz. is een begin. Daarnaast is het uiteraard ook uitermate belangrijk inzicht krijgen in wie de media bezitten, welke commerciële en politieke belangen gediend worden, enz. Het laatste decennium lijkt de nood aan begeleiding van burgers in de omgang met het steeds complexere, indringender en agressiever medialandschap eindelijk doorgedrongen. Getuige bijvoorbeeld de introductie van “mediawijsheid” als competentie in het onderwijs. Ik heb er geen zicht op hoe dat in de praktijk loopt maar het is al een stap. Voor de rest doet het moeilijke publieke debat over AI, tik-tok, fake-news, woke,… op termijn hopelijk ook de mist opklaren.
__________________Marshall McLuhan: Understanding Media: The Extensions of Man, McGraw-Hill, 1964
Neil Postman: Amusing Ourselves to Death, New York: Penguin, 1985
Len Masterman: Teaching the Media. Routledge, 1985