Wij weten hoe dat de laatste decennia gaat met sociale onrust: als die ál te zichtbaar wordt en dus politiek gevoelig, worden er snel enkele sussende maatregelen getroffen om de zaak te bekoelen, eventueel gekoppeld aan een P.R.-stunt met het oog op de volgende verkiezingen. Fundamenteel verandert er echter weinig: de armsten, de uitgeslotenen blijven in hun miserie zitten. Aan de oorzaken van armoede en uitsluiting wordt niet of nauwelijks geraakt.
Onze politici steken hulpeloos de armen in de hoogte: “Wij kunnen en mogen daar niets aan doen en daarenboven: onze arbeidskosten zijn nu al hoger dan in de ons omringende landen. Wij zijn niet concurrentieel genoeg.” Voor een deel hebben ze nog gelijk ook. Het Internationaal Muntfonds (IMF) legt strenge begrotingsregels op. De Wereldhandelsorganisatie (WHO) verbiedt beschermingsmaatregelen die kunnen geïnterpreteerd worden als concurrentievervalsing. Via honderden, duizenden verdragen, reglementen, wetten legt de virtuele wereldregering van de vrije markt –verheven boven alle democratische structuren– zijn wil op aan de naties van de wereld.
De grote werklozenbeweging was dus gedoemd om met een sisser af te lopen en een dynamische massa terug te storten in ontgoocheling,verbittering, apathie.
In dezelfde periode kenden we ook het debacle van de Aziatische markten. Het Barings Bank-schandaal en de ineenstorting van de Zuid-Oostaziatische economie doorprikte de goednieuwsshow van de vrije markt. De spectaculaire opgang van de “Aziatische tijgers”, die het universele weldadige karakter van het kapitalistisch systeem en het “einde van de geschiedenis” moest bewijzen, werd in één haal neergemaaid en stortte miljoenen Indonesiërs in de economische afgrond. Het kan geen toeval zijn dat Al Qaeda er vandaag vruchtbare grond vindt. Het maakte plots, voor het oog van de wereld, de relatie tussen de casinospeculatie op de financiële markten en het lot van miljoenen duidelijk. Het verband met de stijgende werkloosheid in onze eigen contreien was gauw gelegd. Men zag dat de oorzaken dezelfde waren, nl.: de speculatie die de winstverwachtingen van investeerders de hoogte injaagt; deze laatsten gaan ongeremder dan ooit aandringen op het drukken van de productiekosten en dan vooral de arbeidskosten. Onze arbeidskracht wordt dus in een wereldwijde concurrentieslag geworpen. De gevolgen kennen we: rationalisering, delocalisering,…
De redactie van Le Monde Diplomatique maakte al jaren op een schitterende wijze dit soort analyses en achtte eind jaren '90 van vorige eeuw de tijd rijp om al die verhalen te bundelen en om te zetten in een langetermijnactie tegen het casinokapitalisme. Onder andere met de strijdorganisatie Attac werd gemobiliseerd rond een eerste concrete actie: de Tobintaks als eerste aanval op de speculatiemarkt; een poging om “de markten te ontwapenen”.
Het uitgangspunt was: zoeken naar datgene wat ons bindt en die band in de actie tastbaar maken. Ons betekent:
- - alle volkeren die door de neoliberale “Wild West”-economie in miserie en armoede gedumpt worden;
- - alle NGO’s die actief zijn op het gebied van Noord-Zuidverhoudingen en milieu;
- - alle sociale bewegingen, ook de kleinste lokale verenigingen, die het opnemen voor de zwaksten in eigen buurt;
- - alle vakbonden die doorheen heel de geschiedenis van het industriële kapitalisme de strijd voor arbeidersrechten hebben geleid maar sinds enkele decennia zijn teruggedrongen in een meer defensieve positie;
- - de vredesbeweging;
- - alle individuen die in hun dagelijks leven te lijden hebben van sociale onzekerheid, uitsluiting door afbraak van sociaal weefsel, toenemende voedselonveiligheid en andere gezondheidsrisico’s die samenhangen met het wetenschappelijk-industrieel-technologisch complex, dat niet te dienste staat van mensen maar van winsten.
In de onvolledige opsomming hierboven ontbreken o.a. de boeren. Zij zijn het nochtans die het langst de slachtingen van de kapitalistische economie aan den lijve ondervinden, zoals uit de bijdrage van Koen Dhoore zal blijken. De vruchten van hun arbeid hebben altijd een centrale rol gespeeld in ontstaan en ontwikkeling van de globale economie. Die vruchten zijn vandaag de munitie waarmee de grote handelsoorlogen worden uitgevochten. Het zijn de overschotten die onze boeren moéten produceren, die gedumpt worden op de wereldmarkten in Oost en Zuid en daarmee de lokale boeren ginds de nek omwringen.
Het zijn de kennis en de innovaties van diezelfde boeren die aanleiding hebben gegeven tot het ontstaan en de spectaculaire ontwikkeling van de (agro-)chemische industrie. Diezelfde chemische industrie, die hen vandaag zo genadeloos berooft, controleert grote delen van de landbouwproductie omdat ze de zaadveredeling van de boeren heeft afgepakt en gepatenteerd, omdat ze hun bemestingstechnieken heeft gekopieerd, “verbeterd” en… gepatenteerd, omdat ze grote delen van de verwerking van hun producten controleert.
Maar ook in de strijd om een leefbaar milieu kan de wereld niet zonder de boeren. Zij zijn sinds mensenheugenis de hoeders van de natuur. Wanneer de landbouw optreedt als verarmer en vernietiger van de natuur, dan is dat door toedoen van de agro-industrie. Als de boer zijn land en de omgeving vergiftigt, dan is dat enkel omdat hij daartoe gedwongen wordt door de filiaire van veevoederbedrijven, zaadproducenten, de agro-chemie, de banken, de Boerenbond, de verwerkers en distributeurs. Wie in de Raden van Beheer en de lijsten met grote aandeelhouders van al die spelers gaat kijken, komt steeds dezelfde gezichten tegen.
De militante onafhankelijke boerenvakbond Confédération Paysanne heeft middels zijn spectaculaire acties tegen McDonalds en tegen de GGO-velden een grote rol gespeeld in de internationale sensibilisering voor de globale landbouwproblematiek. Hij drukte, mede dank zij zijn mediagenieke woordvoerder, José Bové, zijn stempel op het verloop en mislukken van de Seattle Conferentie van 1999. Ook elders in de wereld hebben boeren een verbeten overlevingsstrijd gevoerd tegen de mondiale agro-industrie. Ook vandaag nog, zij het iets minder spectaculair of toch met minder media-aandacht. Nochtans is het noodzakelijk dat onafhankelijke boeren die onafhankelijkheid kunnen behouden, geketende boeren moeten zich van die ketens ontdoen. Die strijd is essentieel, willen wij de doldraaiende economie, die meer slachtoffers maakt dan welke oorlog ooit gedaan heeft, terug onder controle brengen van democratische structuren.
Als wij terug vat willen krijgen op ons eigen leven, op de kwaliteit van onze voeding, op drinkwater, op gezonde lucht, op een leefbaar milieu, als wij onze kinderen en kleinkinderen kansen willen bieden op een waardig leven, dan zullen we de handen in elkaar moeten slaan. Dan zullen we moeten op zoek gaan naar datgene wat ons bindt.
En eigenlijk is dat niet moeilijk. Wie we ook zijn –bandwerker in de fabriek, boer op het land, paperassenvuller op kantoor of wetenschapper in het labo, of wij nu gebruiksgoederen, voeding of ideeën voortbrengen, wij zijn allen producenten. Waar we ook leven –in het rijke Noorden, in het arme Zuiden, in de stad of op het land– wij zijn allen ook consumenten. In elk van deze hoedanigheden ontmoeten wij elkaar, zijn wij gelijken en nog belangrijker: hebben wij macht! Als de producent niet meer produceert, stopt de economische machine en dan is er voor de speculanten niets meer om op te parasiteren. Als de consument niet meer koopt, stort de markt –vrij of niet– in elkaar. Als wij ons organiseren als producenten –en dit is de taak van de vakbonden– kunnen we terug een tegenmacht opbouwen. Maar dat kan alleen als we ons tegelijk en in solidariteit ook organiseren als consument. Deze organisatievormen en samenwerkingsverbanden van de laatste decennia zijn nog jong en zullen dus slechts geleidelijk aan resultaten opleveren. Het gaat met vallen en opstaan. De spectaculaire mobilisaties van Seattle of recenter de Occupy-beweging zijn vandaag niet meteen meer aan de orde maar het verzet woekert voort en komt onvermijdelijk zichtbaarder en misschien wel harder dan ooit terug. Ondertussen kunnen en moeten we als consument ook nu al nadenken over datgene wat we kopen of verbruiken en nieuwe keuzes maken. Wij hoeven onze kinderen niet in gevaar te brengen met minderwaardige producten uit de voedingsindustrie. Overal duiken initiatieven op die ons rechtstreeks toegang verschaffen tot échte voeding van échte boeren en eerlijke verwerkers. Onafhankelijke bioboeren vormen daar een cruciale schakel in. Daarom is kiezen voor bio en voorrang geven aan lokale, kleinschalige landbouw een politieke keuze: een daad van politiek verzet meer nog dan zomaar een zaak van gezonde voeding.
Welk vertekend beeld we door de media ook hebben over de boeren, we zullen terug moeten beseffen dat de boer en zijn voortbrengst een onmisbaar fundament zijn van het goede leven dat wij allemaal voor onszelf en voor onze kinderen nastreven.
Het is met de boer dat we hand in hand zullen moeten strijden!
tekst en foto's: Patrick Cohen
Deze tekst is een lichtjes geactualiseerde versie van een artikel dat ik 15 jaar geleden voor de nieuwssite van Attac Vlaanderen schreef. Nog steeds relevant, denk ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten